PERSBERICHT - 18 januari 2016
De BTV heeft zijn zienswijzen aan de gemeente Rotterdam kenbaar gemaakt op meerdere ontwerpplannen. Lees hier het persbericht van de vereniging.
PERSBERICHT
(Vrij voor overname en publicatie)
Rotterdam, 18 januari 2016
De Vereniging Bewoners tegen Vliegtuigoverlast RotterdamAirport (BTV) heeft zijn zienswijzen aan de gemeente Rotterdam kenbaar gemaakt op
- het ontwerp bestemmingsplan Rotterdam The Hague Airport (RTHA),
- het ontwerp bestemmingsplan Parapluherziening geluidszone RTHA, en
- de planMilieuEffectRapportage RTHA, hierna te noemen planMER.
De BTV wil dat in het politieke debat te gelegener tijd expliciet wordt vastgelegd dat met de instemming met het bestemmingsplan en de parapluherziening op geen enkele manier een voorschot wordt genomen op het nieuwe luchthavenbesluit.
Het bestemmingsplan RTHA stelt dat het is gebaseerd op het zogenaamde masterplan voor RTHA van eigenaar Schiphol, en dat het de ambities uit dat masterplan mogelijk maakt. Het masterplan gaat uit van 2,5 mln. passagiers, en niet van het huidige aantal passagiers. De BTV wil vragen om dit te verduidelijken.
De BTV verzoekt ook om te verduidelijken in welke mate de rentabiliteit van RTHA afhankelijk is van de landzijdige exploitatie (vastgoed), en in welke mate de voorliggende plannen RTHA daarbij helpt.
De BTV wil voorts vragen om in het bestemmingsplan te verduidelijken welke consequenties worden verbonden aan de constatering in het plan dat RTHA ingesloten ligt tussen grootschalige woningbouwlocaties: welke maatregelen worden genomen om de overlast van de huidige en toekomstige omwonenden te verminderen? Naar de mening van de BTV is een geleidelijke krimp van RTHA gewenst in plaats van steeds maar verder willen groeien.
De voornemens ten aanzien van het zogenaamde proefdraaien van vliegtuigmotoren na reparatie of onderhoud passen niet bij een RTHA, dat meer en meer ingeklemd is door grote woongebieden. Dat de daarvoor geldende geluidsnorm door het proefdraaien zal worden overschreden, vindt de BTV niet aanvaardbaar.
De BTV vindt het voorts belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen van het grondgeluid op RTHA en dat de resultaten van dit onderzoek in het voorliggende plan worden opgenomen.
De BTV merkt op het bestemmingsplan ten onrechte stelt dat dat op RTHA vakantievluchten slechts ‘aanvullende’ vluchten zijn: RTHA is feitelijk primair een vakantievluchten-luchthaven en geen zakenluchthaven. Dat RTHA dus een zakenluchthaven is, hetgeen ook contractueel is vastgelegd tussen de gemeente Rotterdam en Schiphol/RTHA, is onjuist. De BTV vraagt om te verduidelijken hoe de verhouding zakelijke versus vakantiebestemmingen resp. passagiers de afgelopen 10 jaar is geweest, en wat de planning in elk der komende 10 jaar is. Een geleidelijke krimp van RTHA kan naar de mening van de BTV overigens goed gepaard gaan met een groei van de zakelijke reizigers, mits het aantal andere reizigers afneemt.
De BTV wil vragen om de ook hier weer ten tonele gevoerde stelling dat “de vloot op RTHA tot de stilste in zijn klasse behoort” uitvoerig van een onderbouwing te voorzien.
De BTV vindt het zeer belangrijk dat er een goed onderzoek komt naar de gevolgen van de (ultra)fijnstofuitstoot bij RTHA, en dat de resultaten daarvan in het voorliggende plan worden opgenomen.
De planMER constateert dat voor RTHA momenteel geen extern veiligheidsbeleid van toepassing is, resp. dat er vanuit de wetgeving geen beperkingen op het gebied van externe veiligheid gelden. Dat baart de BTV zorgen.
De BTV vraagt voorts om, nu en periodiek straks, op een transparante wijze openbaar te maken, in welke mate de huidige en de nieuwe bedrijven ‘luchthavengebonden’ zijn.
In het bestemmingsplan wordt tot slot gesteld dat onder andere in verband met vroege en late vluchten, extra hotelcapaciteit gewenst is. De BTV pleit voor een later begin van de ochtendvluchten en een vroeger einde van de avondvluchten op werkdagen, en in het weekend bij voorkeur geen of zeer beperkt vliegverkeer.