Pleitnota nachtvluchten
849 NACHTVLUCHTEN. Op 24 november 2017 werd bestuur van de BTV gehoord voor de rechtbank inzake een slepende kwestie over het toegestane aantal nachtvluchten op Rotterdam The Hague Airport.
De discussie voert terug tot 2009 met een toezegging van de Minister van Verkeer en Waterstaat.
ESSENTIE
De essentie is de correspondentie van 26 april 2009 waarin de Minister in een brief aangeeft dat bij de uitvoering van het aanwijzingsbesluit een kader gehanteerd wordt om de omgeving voldoende zekerheid te bieden dat er inzicht en toezicht is op het aantal nachtvluchten.
Vervolgens wordt de 849 nachtvluchten genoemd, waarna de Minister stelt “Uitgaande van dit aantal zal het nachtelijk gebruik blijvend worden gemonitord teneinde tijdig maatregelen te kunnen nemen om mogelijke ongewenste ontwikkelingen hierin bij te sturen”.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is gehouden deze regels op naleving te controleren. Toen de BTV hen hier op aansprak ontkende de ILT dat dergelijke afspraken zijn gemaakt en wees de bezwaren van de BTV af.
Na diverse formele stappen van de BTV die uiteindelijk geen gehoor kregen was de enige optie voor de Vereniging dit item aanhanging te maken bij de rechtbank. Dit speelde op 24-11-2017. Hieronder de integrale tekst en geheel onderaan de tekst als downloadbare PDF.
PLEITNOTA ten behoeve van de zitting Rechtbank Rotterdam, zaak Rot16/7703wet-weo1
Geachte Edelachtbare,
Wij hebben het verweerschrift van ILT gelezen en wensen hierop te reageren. Achtereenvolgens wordt ingegaan op procesbelang, de norm ‘849 nachtvluchten” , uitspraak Raad van State, en tenslotte de grondrechten. Afgesloten wordt met een algemene conclusie.
A. Procesbelang
Wij wijzen erop dat beroep is ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 27 oktober 2016. Wij hebben hiertegen beroep ingesteld omdat wij vinden dat de norm van 849 nachtvluchten gehandhaafd moet worden. Dat is de kern van ons beroep. Wij wensen dus een handhavingactie van ILT op deze 849 nachtvluchten.
Dit betekent niet dat wij beroep instellen tegen wet- en regelgeving, ofwel tegen algemeen verbindende voorschriften.
In de beslissing op bezwaar is aangegeven door ILT dat wij zouden begrijpen dat ILT handhaaft op basis van regelgeving en niet als meetlat het aantal vluchten heeft. Wij willen dit beeld nuanceren. Ten eerste is van dit gesprek geen verslag gemaakt en aan de voorzitter Van Breemen, welke ons helaas is komen te ontvallen, verstuurd om te verifiëren of hetgeen telefonisch is medegedeeld ook kloppend is. Hierdoor wordt thans een beeld gecreëerd waaruit lijkt te worden opgemaakt dat onze voorzitter destijds heeft aangegeven dat hij akkoord is gegaan met het feit dat niet gehandhaafd wordt op het aantal vluchten. In ons beroepsschrift wordt dan ook uitdrukkelijk aangegeven dat bij ons de indruk is gewekt dat 849 nachtvluchten de norm is, alsmede dat dit aantal wordt gecontroleerd en gehandhaafd. In concreto betekent dit dat wij beroep instellen tegen de beslissing op bezwaar omdat wij van mening zijn dat ILT de 849 nachtvluchten moet handhaven en bij overschrijding van die norm handhavend moet optreden.
Daarnaast merken wij op dat in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk wordt gesteld dat ons bezwaar voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria en daarmee ontvankelijk is. Het verweerschrift van ILT lijkt te suggereren dat wij geen belanghebbende zijn; dit leidt onzes inziens tot een Reformatio in Peius, want dit betekent dat wij door het instellen van beroep in een nadeliger positie worden gebracht dan het geval was – en is – op basis van de aangevallen beslissing. Dit is echter verboden.
Conclusie: Wij zijn van mening dat wij een procesbelang hebben en dat wij belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
B. De norm “849 vluchten”
Hieronder wordt achtereenvolgens aandacht gegeven aan de diverse “brieven” en andere “documenten” van de Minister dan wel Directeur Luchtvaart dan wel van de Tweede Kamer der Staten- Generaal ten aanzien van de “849 nachtvluchten”.
1. Brief van Minister van Verkeer en Waterstaat, 2009
Op 26 april 2009 geeft Minister van Verkeer en Waterstaat in een brief aan dat wij de uitvoering van het aanwijzingsbesluit een kader gehanteerd wordt om de omgeving voldoende zekerheid te bieden dat er inzicht en toezicht is op het aantal nachtvluchten.
Vervolgens wordt de 849 nachtvluchten genoemd, waarna de Minister stelt “Uitgaande van dit aantal zal het nachtelijk gebruik blijvend worden gemonitord teneinde tijdig maatregelen te kunnen nemen om mogelijke ongewenste ontwikkelingen hierin bij te sturen”.
De brief van de Minister is een antwoord op het schrijven van Gedeputeerde Heijningen, d.d. 1 april 2009. De Gedeputeerde wenst concretiseringen en verzoekt de Minister daarop te reageren. Dat doet de Minister in zijn brief van 26 april 2009.
De brief van de Minister is schriftelijk en niet getekend als persoon, maar als zijnde Minister van Verkeer en Waterstaat. Sterker nog, door de Minister zelf en niet door bijvoorbeeld een Directeur- Generaal of een andere ambtenaar. Het heeft een rechtshandeling in zich, want er wordt antwoord gegeven op de vragen van Gedeputeerde. Geargumenteerd kan worden dat de brief van de Minister inlichtingen verschaft aan Gedeputeerde, echter onzes inziens is sprake van een bestuurlijk rechtsoordeel, want er wordt antwoord gegeven op een verzoek, te weten de bepaling van de nachtcontour. Daarbij komt dat de vragen van Gedeputeerde gesteld zijn in het kader van de Aanwijzingsprocedure Rotterdam Airport. Het antwoord van de Minister gaat over dit vervolgproces dat uiteindelijk zal leiden tot het Aanwijzingsbesluit. Wij zien dit als een appellabele rechtshandeling. Tevens heeft de brief van de Minister externe rechtsgevolgen tot gevolg; tenslotte is het gericht op de toekomstige Aanwijzingsbesluit.
Kortom, wij vinden de brief van de Minister een besluitkarakter heeft die weliswaar gericht is op de Gedeputeerde, maar die echter zeker ook effecten sorteert op omwonenden. Tenslotte geeft de Minister zelf aan dat hij zekerheid wilt bieden aan het aantal nachtvluchten voor de omwonenden. Daarbij komt dat de Gedeputeerde als volksvertegenwoordiger ook handelt namens de omwonenden, hetgeen gesteld zou kunnen worden dat ook wij hier rechten aan mogen ontlenen.
2. Ontwerp Wijzigingsbesluit aanwijzing luchtvaartterein Rotterdam the Hague Airport
In het ontwerp besluit (Kamerstukken II, 15 juni 2010, 2009/2010, 26 893, nr. 58) staat in de toelichting, pagina 24;
Voetnoot 4. Wat betreft reguleringsmogelijkheden om het nachtelijk gebruik van de luchthaven te beperken kiest de Minister voor een strak afsprakenkader (convenant). Een dergelijk kader kan tevens afspraken bevatten over monitoring, periodieke rapportages en mogelijke verbeteracties. Bij de uitvoering van het aanwijzingsbesluit zal de Minister een afsprakenkader hanteren om de omgeving voldoende zekerheid te bieden dat er inzicht en toezicht is op het aantal nachtvluchten. De invoerset ten behoeve van het MER-alternatief dat de basis vormt voor het besluit (alternatief 4c, met 849 nachtbewegingen) is het uitgangspunt.
Uitgaande van dit aantal zal het nachtelijk gebruik - in aansluiting op het vigerende aanwijzingsbesluit en het daarop gebaseerde handhavingsvoorschrift - blijvend worden gemonitord teneinde tijdig maatregelen te kunnen nemen om mogelijk ongewenste ontwikkelingen hierin bij te sturen. Deze monitor zal onder regie van het Ministerie worden uitgevoerd, waarbij aan de Commissie Milieuhygiëne Luchthaven Rotterdam - of de opvolger daarvan - zal worden gerapporteerd. De monitor zal maandelijks worden uitgevoerd en worden afgezet tegen een maandelijkse prognose op basis van het genoemde jaartotaal.(cursivering BTV)
Kortom, ook hier wordt door de Minister aangegeven dat aan dit aantal, 849 vluchten, vastgehouden wordt. Bijzonder is te vermelden dat de Minister in het definitieve besluit dit niet weerspreekt. Blijkbaar blijft de Minister hierachter staan.
3. Nota naar aanleiding van verslag Wijzigingsbesluit Rotterdam the Hague Airport
Op 27 augustus 2010 is het “Verslag van een schriftelijk overleg” vastgesteld inzake het wijzigingsbesluit Rotterdam the Hague Aiport (Kamerstukken II, 2009/2010, 26 893, nr. 60).
Op pagina 7 en 8 stelt de Minister: Met variant 4c wordt de intentie uitgesproken om het totaal aantal nachtvluchten op Rotterdam the Hague Airport (dus overheid zowel als burger) niet te laten stijgen. Er wordt gestreefd naar een maximaal aantal nachtbewegingen van 849. Hiervoor zijn afspraken gemaakt met de regio en een monitoringssysteem zorgt er voor dat er vroegtijdig kan worden gehandeld indien meer nachtvluchten dan het streefmaximum van 849 dreigen te worden uitgevoerd. Mede dankzij de reeds uitgevoerde oplossingsrichtingen uit het advies van de Commissie van Heijningen is het aantal nachtbewegingen substantieel teruggelopen ten opzichte van vorige jaren: 470 in 2009 in vergelijking met 655 in 2008; 930 in 2007; en 927 in 2006. (Cursivering BTV)
Kortom, de Kamer wordt beloofd door de Minister dat vastgehouden wordt aan de norm van 849 nachtvluchten en dat gehandeld wordt indien meer nachtvluchten worden uitgevoerd. Ook hier mogen wij rechten aan ontlenen, in die zin dat Kamerstukken formele stukken zijn die een inkleuring geven van het proces naar het Wijzigingsbesluit toe, alsmede van het Wijzigingsbesluit zelf.
4. Brief Directeur Luchtvaart, 26 april 2013
De brief van de Directeur Luchtvaart, 26 april 2013, is getekend namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. De brief is gericht aan de Bestuurlijke Regiegroep Rotterdam. Deze groep bestaat uit wethouders van o.a. Rotterdam en Schiedam en de Gedeputeerde van de provincie Zuid – Holland. Hoe het ook zij, in deze brief wordt in antwoord op de brief van de bovengenoemde Regiegroep gesteld; “Als gevolg hiervan is het aantal nachtvluchten in 2011 en 2012 boven het streefgetal van 849 gekomen”. Voorts wordt gesteld (p.2) “Wanneer het nachtelijk gebruik van de luchthaven al te zeer gaat afwijken van het getal 849 dan zie ik het als mijn verantwoordelijkheid om hierover met de exploitant in gesprek te gaan”.
Bijzonder is dat een onderscheid wordt gemaakt tussen regulier en traumahelikopters. Dit was hiervoor niet het geval.
De brief van de Directeur Luchthaven, namens de Staatssecretaris, is schriftelijk en niet getekend als persoon, maar namens de Staatssecretaris. Het heeft een rechtshandeling in zich, want er wordt antwoord gegeven op de vragen van de Regiegroep. Geargumenteerd kan worden dat de brief namens de Staatssecretaris inlichtingen verschaft aan de Regiegroep, echter onzes inziens is sprake van een bestuurlijk rechtsoordeel, want er wordt antwoord gegeven op een verzoek, te weten over de duidelijkheid over de interpretatie over nachtvluchten. Wij zien dit als een appellabele rechtshandeling. Die brief heeft naar ons idee ook een besluitkarakter. Tevens heeft de brief van de Directeur Luchthaven externe rechtsgevolgen tot gevolg; tenslotte is het ook gericht op de toekomstige Luchthavenbesluit.
5. Brief aan BTV d.d. 19 april 2016
De brief is van de Directeur Luchtvaart, namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Hierin is bepaald dat de algemene gebruiksruimte die exploitant verkregen heeft vergund is op basis van een invoerset. Die set omvat 849 nachtvluchten per jaar.
Echter, op pagina 3, staat bij de vraag of het afsprakenkader als neergelegd in de toelichting uit 2010 (LET OP: dat is dat Ontwerp Wijzigingsbesluit) nog geldt. Hierop wordt met ‘ja’ beantwoord. Dit laat zien dat die afsprakenkader, dus die norm van 849 nachtvluchten geldt. Bij antwoord op vraag 4 wordt aangegeven dat de 849 nachtvluchten als uitgangspunt wordt gehanteerd.
Onzes inziens wordt hiermee niet gesteld dat de norm van 849 nachtvluchten niet bestaat, dan wel dat deze nimmer meer geldt.
Conclusie: Bovenstaande stukken geven weer dat wel degelijk sprake is van 849 nachtvluchten, hetgeen gecontroleerd en gehandhaafd moet worden. Wij mogen dus uitgaan van deze norm en dat betekent ook dat wij vinden dat het ILT hierop moet handhaven.
C. Raad van State
Op 21 juni 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX9058, is er een uitspraak gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling). Onderwerp van beroep was een aanpassing (uitzonderingen) van het Aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Rotterdam van 17 oktober 2001 (besluit van 14 juli 2004). Het ging hierbij om ondermeer specifieke uitzonderingen op de nachtsluiting. In deze zaak ging het ook om nachtvluchten. Er is toen destijds door de Staatssecretaris onderzoek gedaan naar slaapverstoring. In r.o. 2.6.4. geeft de Afdeling aan dat uit dit deskundigenbericht volgt dat een toename van het aantal nachtvluchten zal plaatsvinden en daarmee een toename van het aantal slaapverstoorden. Een toename van 350 vliegtuigbewegingen in de nacht op jaarbasis (waarbij op basis van het Aanwijzingsbesluit van 17 oktober 2001 en het W – besluit in totaal 750 nachtelijke vliegtuigbewegingen) is volgens dit bericht, aldus de Afdeling, uiterst beperkt. De Afdeling rekent dus met 750 nachtvluchten.
In r.o. 2.6.6. geeft de Afdeling aan dat sprake is van een verruiming van het nachtregime Rotterdam Airport, waarbij het uitgangspunt is 350 extra nachtelijke vliegtuigbewegingen. Mede gelet op r.o. 2.6.4. komt dit neer op 750 nachtelijke vliegtuigbewegingen.
Voorts wordt in r.o. 2.7.4. door de Afdeling ingegaan op het rapport bij het W- besluit, genaamd “Nadere economische analyse van de voorgestelde verruiming van het openingsregime van Rotterdam Airport”. Dit document is gedateerd op 4 februari 2004. Hoe het ook zij, in het rapport, aldus de Afdeling, wordt de prognose dat het aantal vliegtuigbewegingen toeneemt met 1800 op jaarbasis waarvan 350 in de nacht overgenomen.
Conclusie: Hiermee willen wij aantonen dat ook de Afdeling zich richt op aantal vluchten en niet zozeer enkel en alleen op de geluidsnormen.
D. De grondrechten
Wij zien die 849 nachtvluchten als een balans tussen diverse belangen. In ons geval het belang van bewoners contra de belangen van de vluchtmaatschappijen en luchthaven. Die balans is er voor wat betreft de nachtvluchten aanwezig, namelijk de norm van 849 nachtvluchten. Wij zien dan ook dat die 849 nachtvluchten als een ‘fair balance’ zoals ontwikkeld in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De “fair balance” behoort tot artikel 8 EVRM, echter zien wij ook dat ondermeer artikel 7 van het Europees Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van toepassing is.
Ook al was in de zaak Hatton het beroep afgewezen, de vijf rechters van het voornoemde Hof hebben wel een dissenting opinion opgesteld. Hierin menen zij dat de meerderheid van de Grand Chamber te weinig gewicht heeft toegekend aan de individuele belangen van de klagers. Zij wijzen er terecht op dat het stelselmatig onthouden van slaap of het ontregelen van het waak en slaappatroon kan worden aangemerkt als een vorm van onmenselijke behandeling in de zin van het EVRM. Hoewel ze de vergelijking daarmee niet geheel willen doortrekken, zou daaraan wel een argument kunnen worden ontleend om aan de klachten van omwonenden meer gewicht toe te kennen bij de afweging van hun belang tegen in algemene termen omschreven economische belangen.
Een aantal vluchten is in het kader van slaapverstoring wezenlijk wat anders dan een totale grenswaarde voor de geluidsbelasting (die overigens door ILT niet gemeten wordt, maar berekend). Mensen worden immers nu vaker per nacht wakker dan hetgeen men is voorgehouden met het totale aantal van 849 per jaar.
RTHA is een vliegveld dat van alle vliegvelden in Nederland de meest ongunstige ligging heeft, namelijk gesitueerd in de stad en slechts 600 meter vanaf de bebouwde kom. Het is dan ook niet voor niets dat het oorspronkelijk was bedoeld als klein zakelijk vliegveld. Dit is overigens verworden tot een vliegveld met ruim 80% commerciële low cost carriers die laag over onze daken vliegen. Nergens zo laag in Nederland als bij ons, omdat men onder de route van Schiphol moet blijven. Dubbele overlast dus: extra laag en extra dichtbij de omwonenden.
ILT ontkoppelt in feite de aantallen van de geluidsruimte, zij suggereren dat het gaat om of de aantallen, of de geluidsruimte. Wij als Bewonersvereniging vinden dat het om én én gaat, dus én geluidsruimte én het aantal vliegbewegingen. Waarbij het aantal nachtvluchten door ILT ook gemakkelijk is te meten.
De BTV ziet niet in dat door het verwijzen naar wet- en regelgeving waarin staat dat er op geluidsruimte gehandhaafd moet worden, er niet ook op aantal vluchten gehandhaafd zou kunnen worden, de systematiek hiervoor is in elk geval aanwezig bij ILT.
ILT stelt dat door te handhaven op geluidsruimte er wel wordt voldaan aan artikel 8 van het EVRM. De BTV stelt dat dit niet juist is, het is namelijk juist het aantal vluchten dat de impact veroorzaakt. Het aantal keren dat je slaap verstoort wordt, daar gaat het juist om.
ILT geeft aan dat het getal 849 een zogenaamd ‘bestuurlijk streefgetal is’, maar legt verder niet uit wat of hoe er dan met dit getal gestuurd kan worden. In feite zegt ILT dat de geluidsruimte een bestuurlijk streefgetal is en dat er in de praktijk geen relatie is met het aantal vliegbewegingen.
Conclusie: Wij concluderen dan ook dat door het loslaten van de norm “849 nachtvluchten” dit leidt tot schending van zowel artikel 8 EVRM als het Europees Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Algemene Conclusie
Wij verzoeken uw rechtbank tot gegrond verklaren van ons beroep en daarmee vernietiging van het door ons bestreden besluit op bezwaar van 27 oktober 2016.